Deze column verscheen ook op de website www.dagvandeleerplicht.nl.
Ik was 17 jaar in 1982, zat in 5 Atheneum en wist eigenlijk al dat ik zou blijven zitten dat jaar. Ik had een leuk en druk leven, ik was actief bij de voetbalclub als jeugdleider en zat in de redactie van het voetbalblaadje. Ik werkte een avond per week bij een benzinepomp en bracht iedere donderdag het weekblad en folders rond. In de schoolvakanties werkte ik bij de plaatselijke augurken- en appelmoesfabrikant. Op school hielp ik mee met de organisatie van allerlei feesten en activiteiten en ik het weekend ging ik uit en dronk ik bier, want dat mocht toen nog toen je 17 was. Geld was altijd welkom en toen klasgenoot André mij vertelde over een lucratieve klus hapte ik gelijk toe. In opdracht van de gemeente gingen we fietsers tellen en we kregen per uur een flink bedrag betaald. Mijn ouders vonden het best gek dat ik opeens iedere ochtend zo vroeg van huis ging want meestal was ik mijn bed niet uit te branden. Wat ze niet wisten was dat ik niet naar school ging, maar naar een fietsbruggetje in een buitenwijk waar ik van 7.00 tot 9.00 met een turflijst in de hand fietsers telde. Toen ik na 9.00 met klasgenoot André samen naar school fietste en we dus te laat kwamen moesten we lachen om al die leraren die vriendelijk naar ons gezwaaid hadden. Bij de gemeente waren ze erg enthousiast over onze tellingen en we mochten een week later weer een week lang fietsers tellen, nu op een andere plek. Hier kwamen weer andere leraren langsfietsen en ook zij zwaaiden vriendelijk. Een paar weken verstreken en nadat we op ieder strategisch plekje in de stad fietsers hadden geteld had onze contactpersoon bij de gemeente een nieuwe opdracht. We mochten buspassagiers tellen. Om 7.00 uur moesten we ons melden op het station en we kregen ieder een eigen buslijn toegewezen. Tot 9 uur reden we in deze bus van begin- naar eindpunt heen en weer en we telden bij iedere halte hoeveel mensen er in- en uitstapten. Ik kreeg de buslijn die langs mijn school reed en daar zat ook een leraar in die mij herkende en het vreemd vond dat ik niet uitstapte bij school. Eenmaal op school moest ik bij de conrector komen en was het afgelopen met mijn bijbaantje in dienst van de gemeente want “het was niet de bedoeling dat ik tijdens schooltijden betaalde arbeid verrichtte” aldus de conrector.
Nu is het ruim 30 jaar later en werk ik zelf in het onderwijs. Tegenwoordig is de leerplicht uitgebreid met de kwalificatieplicht. Jongeren tussen 16 en 18 jaar moeten onderwijs volgen tot zij een startkwalificatie hebben. Daarom werken scholen intensief samen met gemeentes om er samen voor te zorgen dat zo veel mogelijk jongeren een startkwalificatie halen.
Anno 2014 is het ondenkbaar dat jongeren spijbelen van school omdat ze in opdracht van de gemeente fietsers en buspassagiers moeten tellen. Als leerlingen meer dan 16 uur spijbelen dan worden ze gemeld bij de leerplichtambtenaar van de gemeente. De Leerplichtambtenaar kan een oplossing op maat aandragen, maar ook optreden als “critical friend” van het onderwijs. Gemeentes zijn ook belangrijk in het bij elkaar brengen van scholen en het bedrijfsleven. Ook kunnen gemeentes hun sociale gezicht tonen en voor elke tien medewerkers één stageplaats aanbieden.
Terugdringen van schooluitval is geen project met een begin en een eind. De doelstelling is ambitieus, maar haalbaar, zeker als gemeentes en scholen samenwerken in dienst van “hun” jongeren. Niet door naar elkaar te wijzen maar door samen in gesprek te blijven over en met kwetsbare kinderen. De leerplicht en kwalificatieplicht zijn daarbij ondersteunend.
Bij toerbeurt geven vier panelleden hun visie op onderwijs. Deze week Reinoud van Uffelen. Hij werkt namens het Koning Willem I College als Programmamanager Voortijdig Schoolverlaten voor de regio Noordoost-Brabant.