December 1987. Ik was 22 jaar en stond te liften in Palmyra, Syrië. Mijn reisdoel was Damascus in het zuidwesten en ik zou daarna verder reizen richting Jordanië en Egypte. Ik vond Syrië een prachtig land, maar ik had slechts een visum voor twee weken.
Binnen no-time had ik een lift van een zekere Joseph, hij was vrachtwagenchauffeur maar sprak geen woord Engels. Zijn gastvrijheid kende echter geen grenzen. Na een klein half uur parkeerde hij de vrachtwagen op een parkeerplaats midden in de woestijn. Er werd een onbestemd goedje bereid op een petroleumstelletje, het leek op linzensoep. Er was oud, plat brood dat opgebakken weer knapperig werd en prima smaakte. Het eten stond op tafel, of eigenlijk op een kleedje op de grond en toen kwamen de glazen tevoorschijn. Er werd een zelf gebrouwen drankje geschonken: Arak. Het leek op Ouzo dat ik kende uit Griekenland en was vooral erg sterk.
Toen ik de volgende ochtend wakker werd was ik in Qamishli. Helemaal in het Noordoosten en dus aan de andere kant van het land.
We waren op een industrieterreintje waar het vooral erg stoffig was. Joseph bleek jute zakken met inhoud te vervoeren. Wat er inzat weet ik niet meer, wel dat de zakken ieder 50 kilogram wogen en dat er tientallen jongemannen tevoorschijn kwamen die in een mum van tijd en uiterst efficiënt de vrachtwagen leegmaakten.
Een van die jongemannen heette Ali en nam me mee naar zijn huis. Zijn oudere broer Hussein sprak een paar woorden Engels en ik kreeg een douche, een bed en een warme maaltijd. Zelfs het buskaartje naar Damascus, meer dan 700 kilometer verderop, werd voor mij betaald. De bus vertrok pas de volgende ochtend en de rest van de dag werd ik vooral aangestaard. Ik ervoer de gastvrijheid als enigszins beklemmend.
Gastvrijheid
December 2015. We hadden twee Syrische gasten aan tafel tijdens de kerstdagen. Het was bijzonder, maar het gaf me ook een ongemakkelijk gevoel. Want we blijven Nederlanders, zijn gesteld op onze privacy en onze gastvrijheid kent grenzen. Na drie nachten kwam er een eind aan de logeerpartij en bracht ik de jongens weer naar de noodopvanglocatie Heumensoord. Op de terugweg in de auto wist ik niet wat ik moest zeggen.
Gastvrijheid
“Groeten uit gastvrij ’s-Hertogenbosch” is toch vooral een commerciële boodschap en in de horeca-wereld wordt er zelfs gesproken over een gastvrijheidsconcept.
Maar gastvrijheid is geen concept en gastvrij ben je niet om er zelf beter van te worden. Daarom vind ik het ook moeilijk er op Facebook over te berichten of een column over te schrijven. Want over gastvrijheid moet je niet te veel praten.
Gastvrijheid is vooral een kwestie van doen.